Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij zal [31]leven; en men zal hem geven van het goud van Scheba, en men zal geduriglijk voor [32]hem bidden; den gansen dag zal men hem [33]zegenen. 31. Dat is, een lang leven hebben, gelijk men den koningen pleegt toe te wensen, 2 Sam.16:16; 1 Kon.1:31,39. Verg. 1 Kon.11:42, en Christus aangaande, Jes.53:10; Rom.6:9; Hebr.7:3, en Hebr.13:8. 32. Niet alleen voor Salomo en zijn rijk, maar wel bijzonderlijk voor den voortgang van het geestelijk koninkrijk van Christus. Zie hfdst.118 vs.25,26. 33. Dat is, hogelijk loven en roemen. Anders aldus: En Hij [Christus] zal hem [den arme] geven van het goud van Scheba, en Hij [Christus] zal geduriglijk voor hem [den arme] bidden; den gansen dag zal Hij [Christus] hem [den arme] zegenen.